We kijken er dagelijks naar, maar eigenlijk weten maar weinig mensen wat glas eigenlijk is en hoe het gemaakt wordt. Glas wordt gemaakt van zand, soda en kalk. Die grondstoffen worden met elkaar vermengd en dan verhit. Dan gaat het om temperaturen van zo’n rond 1500 à 1600 graden celsius. Het resultaat is dan een gloeiendhete, vloeibare en transparante massa. Die wordt vervolgens over een onderlaag van gesmolten tin gegoten zodat het mooi gelijkmatig, dun en glad uitloopt. Dat noemen we floatglas.

 

Vervolgens is het zaak om het geheel heel langzaam af te koelen, zodat er geen spanning in het glas ontstaat. Anders zou het veel te makkelijk breken.

 

Resultaat: een hele mooie gladde ruit waar we vervolgens van alles mee kunnen.

 

Dit procedé is overigens pas in 1959 ontstaan. Daarvoor gebruikte men andere methodes waarmee het glas niet zo prachtig vlak werd.